Opzet en doel
Een MAP bestaat uit zes meervoudige apporteerproeven. Deze MAP’s worden op twee niveaus gekeurd, te weten het B-niveau en het A-niveau. Het B-niveau bestaat uit zes meervoudige proeven op B-niveau. Er zijn van tevoren vier proeven op B-niveau geselecteerd, die de 'A-honden' ook moeten afleggen. De combinaties die voor het A-niveau opgaan moeten daarnaast twee proeven op A-niveau afleggen. Het doel van een MAP is het beoordelen van het werk na het schot van de deelnemende honden onder op jachtpraktijk gerichte omstandigheden. Omdat een MAP, in tegenstelling tot een SJP, een wedstrijd is worden de prestaties van de deelnemende honden onderling vergeleken.
Een korte samenvatting van de proeven
Elke proef bestaat uit twee apporten. De moeilijkheidsgraad van de afzonderlijke opdrachten en apporten mag die van de gestandaardiseerde proeven a t/m h van de SJP slechts in geringe mate te boven gaan. De proeven dienen zodanig te worden ingericht, dat:
- Tenminste twee van deze proeven een waterelement bevatten.
- Tenminste bij twee van deze proeven een schot wordt gelost.
- Tenminste bij één van deze proeven de steadiness beoordeeld kan worden, wat onder meer inhoudt, dat bij deze proef gebruik wordt gemaakt van een hagelgeweer.
De proeven moeten redelijkerwijs binnen vijf minuten door voorjager en hond uitgevoerd kunnen worden.